Aanvallen van staten op hulpverleners moet stoppen

Vorige week werd een ziekenhuis van Artsen zonder Grenzen (AZG) in Jemen gebombardeerd.

De aanval werd uitgevoerd door een coalitie geleid door Saoedi Arabië. Elf patiënten en een AZG medewerker zijn gedood en er vielen 19 gewonden.

Dit was de vierde aanval op een ziekenhuis van AZG in 12 maanden tijd. Tijdens de World Humanitarian Day van afgelopen vrijdag riep de VN strijdende partijen op om zich te houden aan het oorlogsrecht.

Het zijn steeds vaker staten die naast extremistische groeperingen het oorlogsrecht schenden door internationale hulpverleners aan te vallen.

Dat was ook vorige maand het geval. Toen werden internationale hulpverleners aangevallen door Zuid-Soedanese troepen in hun hotel in  de hoofdstad Juba. Dit resulteerde in seksueel geweld, berovingen en nep-executies.

De  aanvallen passen binnen een wereldwijde trend van aanvallen tegen hulporganisaties. Volgens het onderzoeksinstituut Humanitarian Outcomes waren er 287 aanvallen op ontwikkelingswerkers in 2015. Dit resulteerde in 109 doden, 68 ontvoeringen en 110 gewonden.

De afgelopen jaren kwamen hulpverleners vooral onder vuur te liggen van non-statelijke actoren, zoals de Taliban en andere extreme groeperingen. Volgens Humanitarian Outcomes werden deze aanvallen vooral uitgevoerd om politieke en economische redenen. Hulpverleners worden bijvoorbeeld gezien als een verlengstuk van de Westerse wereld. Dit wordt ingegeven doordat hulpverleners veelal gefinancierd worden door Westerse landen. Of het gaat om economische redenen, waarbij de hulpverleners worden ontvoerd in de hoop losgeld te ontvangen.

De recente aanvallen op hulpverleners in Jemen en Zuid-Soedan zijn echter opmerkelijk omdat ze werden uitgevoerd door staten. Dit is een zorgwekkend fenomeen. Tot voor kort hielden staten zich aan het internationale recht dat geweld tegen hulpverleners verbiedt. De meest in het oog springende verandering hierin kwam toen de Verenigde Staten in 2015 een AZG ziekenhuis in de Afghaanse stad Kunduz aanviel. Hierbij kwamen 14 medewerkers van AZG om het leven. De locatie van het ziekenhuis was vooraf bij de Amerikanen bekend. In een intern onderzoek gaf de VS aan dat de tragedie te wijten was aan menselijke fouten. Er was volgens de VS geen oorlogsmisdaad gepleegd omdat de militairen niet wisten dat ze een ziekenhuis beschoten.

De aanval vorige maand in Juba, Zuid-Soedan werd uitgevoerd door Zuid-Soedanese troepen. Deze troepen hadden in de hoofdstad de oppositietroepen verslagen. Vervolgens vielen zij in een overwinningsroes een hotel binnen waar veel buitenlandse hulpverleners verbleven. Gedurende vier uur hebben zij daar huisgehouden. De woordvoerder van het Zuid-Soedanese leger ontkende de aanval niet maar suggereerde dat iedereen hun uniformen kan aantrekken.
Het respect van staten voor internationale hulpverleners lijkt af te nemen. Hoewel er vaak excuus wordt gemaakt na een aanval vraag je je toch af of deze aanval niet te voorkomen was geweest.

De aanvallen stellen hulpverleningsorganisaties voor een dilemma. Zij opereren in een bepaald gebieden omdat de nood daar hoog is. Helaas krijgen zij in deze gebieden te maken met geweld. Dit is niet nieuw. Wat het geweld van staten extra problematisch maakt, is dat het geweld van een ander aard is. Het geweld van extreme groeperingen bevindt zich vaak lager in het geweldsspectrum dan het geweld van staten. Als een staat besluit over te gaan tot een aanval dan worden er veelal stevige geweldsmiddelen ingezet zoals bombardementen en luchtaanvallen. Het is voor hulpverleners lastig zo niet onmogelijk zich daartegen te beschermen. Het gebied verlaten is dan de enige optie waardoor zij de bevolking in de steek moeten laten.

Het is daarom van groot belang dat staten zich aan het internationale oorlogsrecht houden. Als staten zich niet aan het internationale recht houden dan wordt hulpverlening in conflictgebieden onmogelijk. Uiteindelijk zal humanitaire hulp stoppen voor diegenen die deze hulp het hardst nodig hebben.

 

Ebe Brons

Director CSD